Monday, May 30, 2005

Loslaten en identiteit

In de week van 23 tot 27 mei had ik het geluk om met de groep van Vlaamse Priester Arbeiders en Zuster Arbeidsters op stap te gaan.
Naar die retraite toe schreef ik bij wijze van voorbereiding volgende inleiding, die binnen de lerende groep heel wat heeft losgeweekt. Wie op deze bedenkingen en vragen wil reageren is welkom.

We hebben allen de ervaring dat veel van wat we vroeger hebben geloofd en gekoesterd is verwaaid. Een beetje zoals in de tekst van Oosterhuis wordt gezegd: “alles zal zwichten en verwaaien wat op het licht niet is geijkt” (uit het lied: licht dat ons aanstoot in de morgen)..
We hebben dus veel losgelaten, dat is een onloochenbaar feit.
Ik heb er ooit eens aan gedacht hierrond wat te schrijven onder de dubbelzinnige titel “kroniek van een onaangekondigde leegloop” of nog persoonlijker “dagboeknotities van een leegloper”
Nu heeft leegloper in onze taal een dubbelzinnige en eigenlijk zeer pejoratieve betekenis: een luiaard.
Ik gebruik het woord hier in zijn letterlijke betekenis (een beetje verwijzend naar de zandloper: waarvan het bovenste deel langzaam leegloopt en het onderste deel even langzaam gevuld wordt met het zand dat uit bovenste deel wegvloeit).
Dagboeknotities dus van een leegloper. Hoe meer ik nadenk over mijn eigen levensgeschiedenis, des te sterker wordt het mij duidelijk dat ik een langzaam, maar soms ook versneld proces van leegloop heb doorgemaakt.
Zo kunnen we aan onszelf en aan mekaar een aantal belangrijke en indringende vragen stellen.
Welke (theologische) zekerheden zijn langzaam en vaak ook geruisloos uit ons leven en denken weggevloeid?
Heb je soms het gevoel gehad dat je plots tot de vaststelling komt - een beetje zoals je vaststelt dat je uw leesbril ergens bent verloren en dat je dat pas na enige dagen beseft, omdat je de dagen ervoor die leesbril niet nodig hebt gehad - : dat geloof ik eigenlijk niet meer! Dat is voor mij volkomen bijkomstig geworden! Dat en dat heeft voor mij geen enkele zin meer, ook al heb ik er tot voor enige tijd mijn hele leven aan vastgeknoopt?
Hoe heb je daarop gereageerd? Enkel met gevoelens van opluchting en bevrijding?
Of ging die ontdekking ook gepaard met een bepaalde ervaring van twijfel en zelfs angst?
Heb je soms momenten gekend dat je een (overigens heel menselijke) drang in je voelde om terug te keren naar de oude vertrouwde zekerheden (je wilde niet dat de bovenste kant van de zandloper verder leegstroomde, omdat je nog onvoldoende besef had dat het zand eigenlijk niet volledig verloren ging).
Zoals reeds gezegd: een dergelijke leegloop gebeurt vaak/meestal geruisloos in een langzaam proces. Toch kan het ook zijn dat iets duidelijk wordt in een moment van breuk, die leidt tot een vrijwel onmiddellijk loslaten van, een inzicht of een bepaalde wijze van geloven. Ken je dat in je leven? Kun je in je leven een dergelijke moment of dergelijke momenten aanwijzen?

Toch stelt zich hier een groot probleem, dat we omwille van het eigen gemak niet zomaar uit de weg mogen gaan: veel kan wellicht losgelaten worden, maar wat mogen en kunnen we niet zomaar ongestraft loslaten, als we tenminste trouw willen blijven aan onze messiaanse identiteit.
Hier stelt zich dus in alle sterkte de vraag, die ooit door Hans Küng gesteld is in de titel van een boekje van hem: “wat moet blijven in de kerk?”. Anders gezegd: wat mogen we zeker niet laten vallen?
Vinden jullie dat een belangrijke vraag?
De dood van de paus heeft dergelijke vragen toch duidelijk onder de aandacht geplaatst.
Bij het beantwoorden van deze vragen zijn er maximalisten (die zeggen dat er uit de traditie niets mag losgelaten worden en die dus krampachtig vasthouden aan “wat vroeger is geweest” en die dus ook iedereen die wat dan ook durft loslaten, beschuldigen van ontrouw).
Er zijn ook de minimalisten, die stellen: eigenlijk mag alles losgelaten worden, behalve een paar heel essentiële zaken, maar die zijn wel minimaal.
En we weten allen dat tussen het pauselijk wit van de maximalisten en het geseculariseerde zwart van de minimalisten (die het christendom en zeker het Rijke Roomse leven ten grave dragen, althans in de ogen der maximalisten) er heel wat tinten van grijs bestaan. Al moeten we hier oppassen dat we ons niet tot een kleurloos en smakeloos grijs laten verleiden. Beter is het wellicht te denken aan de leer van het kleurenspectrum, die zegt dat wit de verzameling is van alle kleuren en dat zwart de totale afwezigheid is van kleur. Hiermee wil ik geen symbolisch pleidooi houden voor het wit der krampachtig vasthoudende maximalisten, maar voor de veelkleurigheid van een messiaanse gemeente waarin plaats is én voor gematigde en respectvolle maximalisten en minimalisten, want in het huis van de vader is er plaats voor allen.
Maar hiermee is onze vraag niet beantwoord.
Wat moet blijven, willen we onze eigenste "messiaanse" (= christelijke) identiteit niet volledig verliezen? Anders uitgedrukt: wat moet blijven als we willen voorkomen dat ook wij (als ons progressief noemende christenen) vervallen in een soort van progressief “burgerlijk” christendom dat nauwelijks verder komt dan het klakkeloos herhalen en met een christelijk sausje overgieten van wat we nu een progressief geworden “gezond verstand” zouden kunnen noemen?
Want wat heet gezond verstand bijvoorbeeld binnen een door het neoliberale kapitalisme gedomineerde cultuur?
Laat ik die moeilijke vraag naar identiteit en overleven nog even verscherpen.
Wanneer we leven in een (bijna) homogeen christelijke wereld lijkt het niet moeilijk om je christelijke identiteit te bewaren en te koesteren. Ook als je leeft in een situatie van goede gezindheid tav de christelijke geloofstraditie lijkt het behoud van de identiteit én ervoor uitkomen niet zo moeilijk.
Het lijkt maar zo, want ook hier liggen natuurlijk heel wat adders onder het gras: onder een goed gezinde regeringsmacht kan de christelijke existentie snel verburgerlijken door zich aan te passen aan het gangbare denken. Het is dus nog maar de vraag: wat is leven in de diaspora bijvoorbeeld? Wat is een vijandige context?
Om de reflectie wat aan te zwengelen, noem ik zomaar enkele moeilijkheden van een leven in de diaspora. Ik ga ervan uit dat messiaanse gemeenten binnen onze cultuur in een of andere vorm van ballingschap of diaspora leven.
- Mensen leven vaak verspreid en versnipperd. Als men samenkomt, kan dit geïnterpreteerd worden als samenzwering. Wij hier in het westen lopen als messiaanse christenen (nog) niet dat gevaar. Onze zich democratisch noemende samenleving is uiterst tolerant. Maar hoezer zal die tolerantie gaan wanneer christelijke gemeenten wat radicaler de vooronderstellingen van het neolibaralisme in vraag zouden gaan stellen?
- Wanneer je als eenling uitkomt voor je identiteit, dan kan dat irritatie oproepen bij de meerderheid én het kan ook leiden tot verharding van de eigen "ziel". Het bijbelboek Tobit doet ons hierover krachtig nadenken.
- En als de overheid intolerant is, wat staat ons dan te doen: aanpassen en assimileren of openlijk in verzet gaan? Is er een tussenweg mogelijk?
- Wat is in deze situatie een ‘wijze’ houding? Waar ligt de grens tussen identiteit behouden en integratie? Wanneer wordt één van die houdingen mensonwaardig? (Zie bijbelboek Ruth als verdoken protest tegen de starre houding ten tijde van Ezra tegenover gemengde huwelijken.)
Deze heel actuele thematiek over loslaten en identiteit komt dus veelvuldig ter sprake in verschillende bijbelboeken (Ruth, Ester, Ezra, Nehemia, Judith, enz).

1 Comments:

At 12:31 pm, Anonymous Anonymous said...

Paul,

Mooi beeld, dat van de leegloper. Geestig, dacht ik toen ik het las, dat mensen die bij jou op cursus komen er 'zo vol van zijn', van die gedachten en inzichten van jou omtrent die bijbelse traditie. Hoe een 'leegloper' volheid kan scheppen...

hartelijk,

elke

 

Post a Comment

<< Home